VERTALINGEN & COMMUNICATIEADVIES

Gesprek met Tommy Wieringa

In een rugzak opgevoed

door Hester Eymers

Totdat hij besloot zich geheel aan het schrijven te wijden, werkte Tommy Wieringa als verkoper van aanstekers en als lokettist bij de Nederlandse Spoorwegen. In 2005 brak hij door met de roman Joe Speedboot, waarvoor hij onder andere de F. Bordewijkprijs kreeg. Een jaar later verscheen Ik was nooit in Isfahaan, een bundel reisverhalen. Al vanaf zijn vroegste jeugd, op de Nederlandse Antillen, is hij veel onderweg en het reizen is hem altijd in het bloed blijven zitten.

Tommy Wieringa is een paar dagen in Nederland. Op de bank ligt een koffer, nog niet uitgepakt, of alweer ingepakt voor de volgende reis. Weloverwogen en geconcentreerd vertelt hij over zijn boeken, waaraan grondige research en dikwijls meerdere reizen vooraf gaan.


Joe Speedboot en Alles over Tristan (2002) zijn romans waarin desillusies een grote rol spelen. De hoofdpersonen hebben verlangens die niet vervuld worden, verwachtingen en dromen die niet uitkomen.

‘De desillusie is relatief. Als je ziet hoe Fransje uit Joe Speedboot gaandeweg vanaf het absolute nulpunt, een bijna onoverwinbare handicap, opklimt, zichzelf ontwikkelt en uiteindelijk zelfs een deel van de hoofdprijs krijgt, namelijk het vruchtgebruik van het lichaam van dat meisje, P.J., dan valt het wel mee hoe groot die desillusie is. Als je achttien bent dan bestaat het leven nog uit “dat en dat en dat ga ik doen” en tegen je veertigste denk je “dat en dat en dat kan ik allemaal niet meer gaan doen”. De hoeveelheid mogelijkheden raakt gelimiteerder naarmate je ouder wordt. Het heeft eerder te maken met het beperkt raken van keuzes, dan met desillusies.

In het geval van de biograaf in Alles over Tristan geldt hetzelfde. Zijn keuze is beperkt in de zin dat hij nu wel alles weet, maar niet kan opschrijven wat hij weet, omdat hij nu deelgenoot is aan een afschuwelijk geheim. Zoals in Prediker staat: “Wie kennis vermeerdert, vermeerdert smart.” Maar ook deze desillusie is relatief, omdat hij wel heeft gekregen waar hij naar op zoek was.’

Hoe construeer jij je boeken en verhalen? Ben je het met W.F. Hermans eens dat er geen mus onverantwoord van het dak mag vallen?

‘Nee, helemaal niet. Kijk, een roman is natuurlijk heel hecht gecomponeerd. Maar ik hou er wel van als het een beetje slordig oogt. Dat je met het verkeerde knoopje bent begonnen je hemd dicht te doen en dan uiteindelijk ontdekt dat je een knoopje onderaan over hebt. Het is een esthetische voorkeur, ik vind het prettig als het niet helemaal keurig is afgehecht, als er nog wat losse eindjes aanhangen. Ik vind het vervelend om te nette romans te lezen; boeken die totaal glad gepoetst zijn, als opgewreven marmeren tafelbladen, die vervelen me enorm. Omdat je de structuur en de geconstrueerdheid er dan zo aan afleest, en de angst van de schrijver om slordig te zijn.’

Doe je veel research?

‘Ja, zeker. Ik heb daarover geschreven in mijn nawoord bij een boek van Gabriël Garcia Marquez, Kroniek van een aangekondigde dood. Ik haal daar de schrijver E.L. Doctorow aan, die zei dat hij alles wel kon verzinnen.’

(Wieringa staat op om het boek te halen en citeert:)

‘“Als je je in iemand verplaatst kun je met gezond verstand het meeste wel bedenken. Als je wilt weten hoe gangsters iemand met zijn voeten in beton gieten, hoe onderzoek je dat? Stap je op een gangster af en vraag je: Pardon mijnheer, hoe vermoordt u mensen? Je leeft je in zo’n situatie in. Dan is er niet zoveel verschil tussen denken en doen.”

Sinds ik dit gelezen heb, wil ik weten hoe dat in zijn werk gaat, iemand met zijn voeten in beton gieten. Gebruik je Portland of Hoogoven-cement? Hoe lang doet beton erover om uit te harden? Hoe lang kun je het uitharden vertragen door met je onderbenen in de emmer te blijven bewegen? En hoe lang duurt het voor de gangster je hierom buiten westen slaat? Een wereld aan vragen, maar van Doctorow geen antwoord. Hij stapt niet op gangsters af om te vragen hoe ze mensen vermoorden, hij stelt het zich voor. In zijn romans en verhalen komen we niet voorbij de grens van zíjn voorstellingsvermogen, en hoe groot dat ook mag zijn, zijn stellige afwijzing van onderzoek laat een onbevredigd gevoel achter.’

Hij vervolgt:

‘Ik denk dat je zoiets nou juist heel goed moet onderzoeken, omdat je dan op bijzonderheden en details stuit die aan je fantasie waren ontsnapt. Met je fantasie kun je wel het een en ander oproepen, maar de werkelijkheid is vaak zo veel gelaagder en verrassender en bijzonderder dan je je kunt voorstellen.’

Jij stapt wel op de gangster af.

‘Ik probeer zo dicht mogelijk bij het onderzoeksveld te komen, ja. Met een verrekijker en een schepje in mijn hand, muskietenhoed op, stevige laarzen aan, steeds dichter tot het gebied te naderen waar je echt iets over wilt weten. Zonder risico is dat niet, maar het is toch wel heel erg nuttig gebleken, voor zowel Joe Speedboot als Alles over Tristan als Ik was nooit in Isfahaan. Alledrie boeken waarin tamelijk veel wordt onderzocht en veel eropuit wordt getrokken, met mensen wordt gepraat. Het zijn vooral boeken van talloze ontmoetingen.’

lees verder>>