VERTALINGEN & COMMUNICATIEADVIES

Costello leeft zich in in de gedachtenwereld van een van de slimste apen die onderzocht werd, Sultan. De gebruikelijke experimenten om intelligentie te testen worden uitgevoerd. Op een gegeven moment krijgt Sultan zijn eten niet meer in zijn voerbak, maar wordt een tros bananen drie meter boven de grond opgehangen, terwijl tevens drie houten kratten in zijn kooi worden gezet. Costello schrijft:

"Sultan knows: Now one is supposed to think. That is what the bananas up there are about. The bananas are there to make one think, to spur one to the limits of one’s thinking. But what must one think? One thinks: Why is he starving me? One thinks: What have I done? Why has he stopped liking me? One thinks: Why does he not want these crates anymore? But none of these is the right thought. Even a more complicated thought - for instance: What is wrong with him, what misconception does he have of me, that leads him to believe it is easier for me to reach a banana hanging from a wire than to pick up a banana from the floor? - is wrong. The right thought to think is: How does one use the crates to reach the bananas?

Sultan drags the crates under the bananas, piles them one on top of the other, climbs the tower he has built, and pulls down the bananas. He thinks: Now will he stop punishing me?

The answer is: No. The next day the man hangs a fresh bunch of bananas from the wire but also fills the crates with stones so that they are too heavy to be dragged. One is not supposed to think: Why has he filled the crates with stones? One is supposed to think: How does one use the crates to get the bananas despite the fact that they are filled with stones? …One is beginning to see how the man’s mind works." 6

Costello is van mening dat wij dieren weleens veel te laag zouden kunnen inschatten, waarmee we hen ernstig tekort zouden doen. In het bovenstaande citaat laat ze zien dat zelfs wetenschappelijk onderzoekers dieren vaak beschouwen als machientjes, die volgens simplistische behavioristische principes onderzocht kunnen worden. Sultan wordt gedwongen tot praktisch redeneren, waardoor bij voorbaat al geen plaats is voor meer complexe of emotionele redeneringen. Het zijn niet de dieren die een gebrekkige intelligentie hebben, maar wijzelf, mensen, blijken te lijden aan een ernstig tekort aan verbeeldingskracht.

Tegenargumenten

De argumenten van Costello worden in de tekst van Coetzee op uiteenlopende manieren weersproken. Eén tegenargument kwam al kort ter sprake. De vergelijking met het Derde Rijk wordt indirect weersproken door Abraham Stern, de gast die wegblijft bij het diner. In een brief legt hij uit waarom hij niet samen met Costello aan tafel kan zitten:

"You took over for your own purposes the familiar comparison between the murdered Jews of Europe and slaughtered cattle. The Jews died like cattle, therefore cattle die like Jews, you say. That is a trick with words which I will not accept. [...] The inversion insults the memory of the dead. It also trades on the horrors of the camps in a cheap way." 7

Stern neemt te veel aanstoot aan Costello’s woorden om zijn reactie rechtstreeks te kunnen overbrengen. Costello op haar beurt antwoordt überhaupt niet. Ze leest zijn brief om die vervolgens met een zucht terzijde te leggen. Een gebrek aan inlevingsvermogen verhindert hen met elkaar te communiceren.

Hier zien we een tegenargument tegen Costello’s centrale stelling dat onze misdaad tegen dieren erin bestaat dat we een gebrekkig inlevingsvermogen hebben. Wanneer het mensen onderling al zo moeilijk valt elkaar te begrijpen, lijkt het beslist te veel gevraagd ons in te leven in een geheel andere diersoort. Haar zoon John vraagt haar na afloop van de lezingen of zij denkt dat de verbeelding werkelijk iets kan veranderen. Verrassend genoeg is haar antwoord een onomwonden ‘nee’. Hoe graag zij het ook zou willen, zij moet toegeven dat zij als schrijfster machteloos staat. Haar enige wapen, haar verbeeldingskracht, blijkt weinig effectief te zijn wanneer het erop aankomt de wereld te verbeteren.

Costello’s filosofische argumenten zetten evenmin zoden aan de dijk. Zoals haar zoon terecht moet vaststellen, is argumenteren niet haar metier. In de discussie met filosofieprofessor Thomas O’Hearne delft zij duidelijk het onderspit. Zonder het met zoveel woorden te zeggen, wijst hij haar erop dat zij de filosofen nogal karikaturaal heeft neergezet. Hij nuanceert de wijze waarop filosofen een onderscheid tussen mens en dier maken, waardoor Costello’s kritiek minder hout snijdt.

Daarnaast neemt hij revanche voor Costello’s relativering van de rede door op zijn beurt Costello’s compassie met dieren te relativeren. Mededogen met dieren is een recent westers verschijnsel, niet iets om je buitensporig over op te winden, zo betoogt hij. Costello heeft geen weerwoord. (Eén van de co-referenten wel: theologe Wendy Doniger haalt diverse voorbeelden aan van andere culturen waarin vegetarisme de norm is en respectvol met dieren wordt omgegaan.)

Al met al moet geconcludeerd worden dat Costello’s bezoek uit is gelopen op een mislukking. Ze heeft verschillende mensen tegen zich in het harnas gejaagd en voelt zich eenzaam en verward. Ze kijkt met een wantrouwige blik naar de mensen om zich heen die in haar ogen bijna allemaal deel hebben aan de wereldwijde gruweldaden tegen dieren. Op de terugweg naar het vliegveld probeert ze het haar zoon uit te leggen:

Stern neemt te veel aanstoot aan Costello’s woorden om zijn reactie rechtstreeks te kunnen overbrengen. Costello op haar beurt antwoordt überhaupt niet. Ze leest zijn brief om die vervolgens met een zucht terzijde te leggen. Een gebrek aan inlevingsvermogen verhindert hen met elkaar te communiceren.

Hier zien we een tegenargument tegen Costello’s centrale stelling dat onze misdaad tegen dieren erin bestaat dat we een gebrekkig inlevingsvermogen hebben. Wanneer het mensen onderling al zo moeilijk valt elkaar te begrijpen, lijkt het beslist te veel gevraagd ons in te leven in een geheel andere diersoort. Haar zoon John vraagt haar na afloop van de lezingen of zij denkt dat de verbeelding werkelijk iets kan veranderen. Verrassend genoeg is haar antwoord een onomwonden ‘nee’. Hoe graag zij het ook zou willen, zij moet toegeven dat zij als schrijfster machteloos staat. Haar enige wapen, haar verbeeldingskracht, blijkt weinig effectief te zijn wanneer het erop aankomt de wereld te verbeteren.

Costello’s filosofische argumenten zetten evenmin zoden aan de dijk. Zoals haar zoon terecht moet vaststellen, is argumenteren niet haar metier. In de discussie met filosofieprofessor Thomas O’Hearne delft zij duidelijk het onderspit. Zonder het met zoveel woorden te zeggen, wijst hij haar erop dat zij de filosofen nogal karikaturaal heeft neergezet. Hij nuanceert de wijze waarop filosofen een onderscheid tussen mens en dier maken, waardoor Costello’s kritiek minder hout snijdt.

Daarnaast neemt hij revanche voor Costello’s relativering van de rede door op zijn beurt Costello’s compassie met dieren te relativeren. Mededogen met dieren is een recent westers verschijnsel, niet iets om je buitensporig over op te winden, zo betoogt hij. Costello heeft geen weerwoord. (Eén van de co-referenten wel: theologe Wendy Doniger haalt diverse voorbeelden aan van andere culturen waarin vegetarisme de norm is en respectvol met dieren wordt omgegaan.)

Al met al moet geconcludeerd worden dat Costello’s bezoek uit is gelopen op een mislukking. Ze heeft verschillende mensen tegen zich in het harnas gejaagd en voelt zich eenzaam en verward. Ze kijkt met een wantrouwige blik naar de mensen om zich heen die in haar ogen bijna allemaal deel hebben aan de wereldwijde gruweldaden tegen dieren. Op de terugweg naar het vliegveld probeert ze het haar zoon uit te leggen:

"It is as if I were to visit friends, and to make some polite remark about the lamp in their living room, and they were to say, 'Yes, it’s nice, isn’t it? Polish-Jewish skin it’s made of, we find that’s the best, the skins of young Polish-Jewish virgins.' And then I go to the bathroom and the soap-wrapper says, 'Treblinka-100% human stearate'." 8

John weet slecht raad met zijn moeders gevoelens van verdriet en vervreemding. Hij zet de auto aan de kant en neemt haar in zijn armen. Het verhaal besluit met zijn dubbelzinnige woorden:

"There, there," he whispers in her ear. "There, there. It will soon be over." 9

Raamvertelling

Tot zover het verhaal. Hoe verhoudt Coetzee zich tot dit verhaal? Het is een raamvertelling: een lezing in de vorm van een verhaal over een lezing. De argumenten die te berde worden gebracht legt de auteur in de mond van de personages in het verhaal, waardoor hij er zelf niet rechtstreeks op aangesproken kan worden. Hiermee gaat Coetzee een directe discussie uit de weg. Op sommige momenten lijkt hij zich zelfs op voorhand te verontschuldigen, namelijk wanneer hij bij monde van John kritiek formuleert op het optreden van de schrijfster Elizabeth.

Het verhaal van Coetzee kan gerangschikt worden onder de zogenaamde academische romans: romans die het academische leven tot onderwerp hebben. Illustere voorgangers zijn Kingsley Amis met Lucky Jim en Randall Jarrell met Pictures from an Institution. Dit genre gaat niet alleen over het academische leven, het is vaak ook geschreven voor academici, met dien verstande dat zij de

Ook Coetzee heeft dit soort grapjes in zijn verhaal verstopt. Zo vinden de lezingen van Elizabeth Costello plaats in Stubbs Hall, wellicht naar de schilder George Stubbs, die dikwijls honden en paarden met hun eigenaars op doek vereeuwigde. Andere bekende namen zijn bijvoorbeeld Elaine Marx (naar de econoom en filosoof Karl Marx) en mr. Arendt (naar de filosofe Hannah Arendt). Coetzee speelt een spelletje met zijn publiek door zijn argumenten niet rechtstreeks te presenteren maar ze te verpakken in fictie. Pak me dan als je kan. Misschien heeft Coetzee de grap van zijn raamvertelling nog eens willen benadrukken door de protagoniste Costello te noemen (naar Abbott en Costello).

Op twee manieren geeft Coetzee te kennen dat hij het in essentie eens is met de positie die Elizabeth Costello inneemt. Waar Costello haar mening echter nogal boud naar voren brengt, daar gaat Coetzee uiterst subtiel te werk.

Net als Costello verrast Coetzee zijn publiek. Costello door het onderwerp dat ze voor haar lezingen heeft gekozen, Coetzee door de vorm waarin hij ze giet. De ernst van het academische vertoog wordt door Coetzee gerelativeerd doordat hij een verhaal vertelt waarin allerlei geestigheidjes verborgen zijn. Ook hier schaart hij zich achter Elizabeth Costello, die, zo blijkt wel uit haar lezingen, evenmin veel op heeft met het academische denken.

Maar het meest veelzeggend is de fictieve vorm die Coetzee kiest. Hij lijkt hiermee te willen zeggen dat Costello gelijk heeft wanneer ze stelt dat een gebrek aan verbeelding de eigenlijke misdaad is die de mensheid begaat tegenover dieren. Costello twijfelt en wanhoopt aan de veranderingen die literatuur of poëzie kunnen bewerkstelligen. Maar Coetzee niet. Hij is ervan overtuigd dat fictie effectiever is dan een betoog, anders zou hij niet zelf een fictieve vorm hebben gekozen voor zijn Tanner Lectures.

Zoals dit artikel zelf al aantoont, heeft zijn verhaal inderdaad genoeg stof tot nadenken gegeven. Het is aannemelijk dat een rechtlijnig filosofisch betoog minder discussie zou hebben opgeroepen, of dat men er in ieder geval eerder over zou zijn uitgepraat. Coetzee heeft zijn ethische vraagstuk verpakt in een literair jasje, waarmee hij een discussie introduceert zonder haar zelf aan te snijden. Het effect daarvan is dat de toehoorder niet direct in de verdediging hoeft te gaan tegen de radicale argumenten die geopperd worden, aangezien zij immers ‘slechts’ fictie zijn. Doordat de onmiddellijke reactie wordt uitgesteld, is er meer ruimte voor overdenking van het onderwerp zelf.

De vorm die Coetzee heeft gekozen voor zijn lezingen versterkt de inhoud van het fictieve verhaal dat hij vertelt. Er is geen sprake van dat hij eigenlijk iets heel anders wil zeggen dan Costello, integendeel: hij zegt precies hetzelfde maar zijn presentatie is oneindig veel subtieler. De suggestie van twee van de co-referenten dat Coetzee’s boodschap misschien een heel andere is dan die van Elizabeth Costello is dan ook misplaatst. Er is weliswaar een gelaagdheid in Coetzee’s tekst aanwezig, maar door vorm en inhoud uit elkaar te trekken, heeft hij juist weten te bewerkstelligen dat beiden nauwer met elkaar samenhangen.


Oorspronkelijk gepubliceerd in Bzzlletin No. 273, juni/juli 2000. © BZZTôH/Hester Eymers

6. The Lives of Animals, p.28

7. The Lives of Animals, p.49/50

8. The Lives of Animals, p.69

9. The Lives of Animals, p.69

Hester Eymers (1968) studeerde letteren en wijsbegeerte. Ze schrijft over filosofie in o.m. de Volkskrant.

BzzJMC-NL-LCF.pdf